® National Geographic NL
In de Nederlandse polder wordt volop geëxperimenteerd (beeld: Jacob Kaptein en tekst: Marijke Ottema).
Een koude wind striemt langs mijn gezicht, mijn laarzen zakken bij elke stap diep weg in de natte aarde. Voor me ligt een troosteloos terrein waarop de komende jaren honderden bomen zullen verrijzen waar vogels, insecten en andere dieren hun toevlucht kunnen zoeken. Op deze grote lap verlaten bouwgrond tegen de buitenwijken van Almere moet het grootste voedselbos van Europa komen.
In de stromende regen ontvouwt Jan van Dijk, projectleider bij Staatsbosbeheer (SBB), de plannen voor het Voedselbos Eemvallei-Zuid. Op dertig hectare grond (zo’n 45 voetbalvelden) worden de komende maanden tweehonderd tot 240 soorten eetbare bomen en struiken geplant, wat in enkele jaren tijd moet leiden tot een divers bos waaruit voedsel kan worden geoogst. SBB beheert in Nederland ruim 270.000 hectare bos- en natuurgebied, maar heeft met voedselbossen nauwelijks ervaring. ‘Ook voor ons is dit een experiment. Van oudsher richten we ons op de aanplant van soorten die hun genetische oorsprong in Nederland vinden,’ vertelt Van Dijk. ‘Een voedselbos heeft een heel andere samenstelling, met veel boom- en struiksoorten die niet-inheems zijn.’
SBB heeft als grondeigenaar het beheer van de Eemvallei in handen gelegd van de Stichting Voedselbosbouw Nederland (VBNL), die bestaat uit onder anderen bosbouwers, natuurbeheerders en landschapsarchitecten. De provincie Flevoland steunt het initiatief, maar over tien jaar moet VBNL het beheer zelf financieren, onder meer door de verkoop van een deel van de oogst.
Zes maanden eerder wandel ik door het weelderige bos van de grondleggers van het fenomeen voedselbos in Nederland. De zon schijnt, de vogels fluiten en het fruit hangt in alle soorten en maten aan de bomen. Tien jaar geleden kochten Wouter van Eck en zijn partner Pieter Jansen een kale landbouwkavel van 2,4 hectare bij Groesbeek en plantten er de eerste bomen en struiken. Nu draagt Voedselbos Ketelbroek volop vrucht en zien ze de oogst jaarlijks toenemen. Wanneer Van Eck (54), gehuld in zwart T-shirt en spijkerbroek, me vertelt over zijn levenswerk, zie ik achter zijn ronde brillenglazen zachte pretoogjes glimmen. ‘Als twintiger was ik voor mijn afstudeerproject in Kenia en zag daar tegen de hellingen voedselbossen die de bevolking zelf had aangelegd. Geen monoculturen op rechthoekige kavels, maar een gevarieerde samenstelling van eetbare soorten met een levendige flora en fauna. Zoals alle natuurlijk bossen, bestonden ook deze uit verschillende lagen: hoge avocado- en mangobomen, eronder papaja en banaan en daaronder schaduwminnende struiken van koffie en thee.’
Terug in Nederland, vertelt hij, viel hem pas echt op hoe intensief de landbouw hier is geworden. ‘Uitgestrekte percelen raaigras en mais, en monoculturen met eenjarige beplanting waar je alleen met bemesting, pesticiden en fossiele brandstoffen een verkoopbare oogst krijgt.’
Met Kenia in zijn achterhoofd sloeg Van Eck aan het experimenteren. Maar het volkstuintje bleek al snel te klein voor zijn grootse ideeën. ‘Ik ontdekte dat de botanische schatkamer van eetbare soorten in ons klimaat waanzinnig rijk is,’ vertelt hij. Daarom kocht hij de kale maisakker bij Groesbeek. Hier ontwikkelde hij een landbouwsysteem gebaseerd op het concept van een natuurlijk bos. Niet met mango’s en papaja’s, maar met walnoten, moerbeien en mispels – planten en bomen die hier goed gedijen. Terwijl Van Eck naar Chinese mahonie en rimpelroos wijst en me van aroniabessen en nashiperen laat proeven, vertelt hij onophoudelijk over de wondere wereld van zijn voedselbos. Een volgroeid bos kan volgens berekeningen van VBNL, waarvan Van Eck bestuurslid is, per jaar zo’n 15.000 euro netto per hectare opleveren. Ter vergelijking: een hectare mais levert gemiddeld 1600 euro bruto op, een hectare aardappelen 4100. De kosten voor het jaarlijks aanplanten, bemesten en bewerken moeten hier nog van af.
De sleutel tot een vruchtbaar, succesvol voedselbos ligt volgens Van Eck in de bodem. ‘De bomen werken nauw samen met bodemschimmels. Via fotosynthese produceren bomen suikers, die ze met schimmels ruilen tegen nutriënten. Daardoor nemen de biomassa en bodemvruchtbaarheid toe.’ In een bewerkte akker krijgt de natuur volgens Van Eck daartoe geen kans. Schimmels hebben onverstoorde grond nodig om nutriënten op te nemen, en bij externe bemesting geven planten geen suikers meer af aan de bodem. Een voedselbos daarentegen wordt niet bemest, er worden geen bestrijdingsmiddelen gebruikt en bijna al het onkruid blijft staan.
‘Elke groene plant voegt energie toe aan het systeem, er wordt dus niet gespit, geschoffeld of gewied. Alles in de natuur heeft een functie: de ene plant bereidt de weg voor de andere, totdat na jaren van geduld een volwaardig bosecosysteem ontstaat,’ vertelt Van Eck. Om er glimlachend aan toe te voegen: ‘Eigenlijk is het een systeem voor luie boeren.’
Een voedselbos moet niet worden verward met een oerbos. Het is een landbouwmethode die zo veel mogelijk wordt ingericht naar de ecologische uitgangspunten van een natuurlijk bos. De oogst is dan ook anders dan die uit monoculturen: geen knollen, geen wortels, geen aardappelen en vooral: geen eenjarige gewassen.
‘Bij eenjarige gewassen begin je elk jaar met een lege akker, je voegt een hoop arbeid, fossiele brandstoffen, bemesting en pesticiden toe en eindigt aan het einde van het seizoen weer met een lege akker,’ zegt Van Eck.
Dat is volgens hem niet efficiënt. In een voedselbos, legt hij uit, worden daarom alleen meerjarige planten geplant waarbij de wortelstructuur blijft bestaan. Verder wordt het bos aangelegd volgens een nauwkeurig ontwerp waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke eigenschappen van het landschap, de struiken en bomen. Er is een bovenste laag met hoge kruinbomen, zoals kastanjes, kersen en walnoten. In hun schaduw staan de lagere fruitbomen. Nog lager groeien de noten- en fruit- struiken met frambozen, bessen en noten. Op de grond vind je eetbare bodemkruipers en tegen de bomen groeien klimplanten. Door de enorme soortenrijkdom ontstaat na verloop van tijd een systeem dat zichzelf in stand houdt: het bos trekt insecten, vogels en andere dieren aan die zorgen voor een natuurlijke plaagbestrijding, wat chemische middelen overbodig maakt.
Het fenomeen voedselbos is niet nieuw: in Marokko, Mexico en Indonesië̈ zijn eeuwenoude restanten van voedselbosbouw gevonden. Met de opkomst van de moderne landbouw, met zijn efficiënte methoden en hoge opbrengsten, raakte deze vorm van voedselproductie echter in de vergetelheid. Tot de Engelsman Robert Hart in de jaren tachtig een eetbare tuin van vijfhonderd vierkante meter aanlegde met meerjarige planten, geschikt voor het noordelijke klimaat. Dit systeem werd opgepikt door onder anderen Martin Crawford, de Britse oprichter van de Agroforestry Research Trust, door wie ook Van Eck zich liet inspireren.
De laatste jaren schieten voedselbossen in Nederland als paddenstoelen uit de grond. Niet alleen in Nederland, maar ook in Engeland, België̈ en Japan, zij het op kleinere schaal. Van openbare parken in drukke steden, akkerbouwers op het platteland, achtertuinen op postzegelformaat en grote kavels zoals in de Eemvallei: overal wordt gewerkt met een landbouwsysteem dat veelbelovend klinkt, maar waarvan de efficiëntie nog niet wetenschappelijk is onderbouwd.
Aan de Wageningen University & Research (WUR) wordt onderzoek gedaan naar alternatieven voor traditionele landbouwmethoden. WUR-onderzoeker Jeroen Kruit, van huis uit landschapsarchitect, coördineert een onderzoeksgroep die zich specifiek richt op voedselbossen. Net als Van Eck is hij kritisch over het huidige Nederlandse landbouwsysteem.
‘Voor ons voedsel leunen we sterk op de import van veevoer en fossiele brandstoffen. Verder zie ik veel negatieve gevolgen voor de biodiversiteit, waterregulatie en bodemgezondheid,’ zegt hij. Voedselbosbouw zou volgens Kruit één van de oplossingen kunnen zijn. ‘We zien de potentie ervan, maar de ontwikkeling staat nog in de kinderschoenen. Er is meer onderzoek nodig.’
Momenteel legt de WUR op een hectare grond op het universiteitsterrein haar eigen voedselbos aan, en er wordt onderzoek gedaan naar alle aspecten van het concept: bodemgezondheid, nutriënten, biodiversiteit en mogelijke opbrengst. Ook de sociale functie wordt onder de loep genomen. Vaak gaat het om initiatieven van groepen burgers waarbij gezamenlijk wordt gewerkt aan het ontwerp, de aanplant en de oogst; mogelijk bevorderen voedselbossen ook een gevoel van saamhorigheid en versterken ze de band van burgers met hun voedsel. ‘Bij voedselbossen gaat het niet alleen over bosbouw of plantaardige systemen, maar ook over voedingsleer, biologie, zelfs sociologie,’ zegt Kruit.
Niet iedereen aan de WUR is optimistisch over de toekomst van voedselbossen. Onder hen Martin van Ittersum, hoogleraar plantaardige productiesystemen. ‘Het klinkt mooi, maar er is vooralsnog geen wetenschappelijk bewijs dat zo’n bos een fundamentele bijdrage kan leveren aan onze voedselvoorziening,’ vertelt hij in zijn werkkamer aan de WUR. Van Ittersum, die benadrukt dat hij net als Kruit oog heeft voor de schadelijke effecten van de huidige landbouwmethoden, zoekt de oplossing van het probleem vooral in circulaire landbouw op grotere schaal. Volgens hem is ons economisch systeem namelijk dusdanig verbonden met de intensieve landbouw dat een voedselbos hieraan amper tegenwicht kan bieden.
‘We zijn gewend tegen minimale kosten te produceren, zodat we maar vijftien procent van ons inkomen aan voedsel besteden. Met de rest kunnen we andere uitgaven doen, zodat onze economie blijft draaien,’ vertelt hij. ‘Grootschalige voedselbosproductie zou een te grote aanpassing van ons economische systeem vergen. Ik denk dat de opbrengst van voedselbossen zich vooral zal richten op een kleine markt.’
Van Ittersum zou graag bewezen zien hoeveel een hectare voedselbos kan opleveren aan essentiële voedingsingrediënten. Verder wil hij weten hoeveel hectaren aardappelen, tarwe en eenjarige groenten we kunnen vervangen door hectaren voedselbos en hoe het oogstproces in een voedselbos verloopt.
‘Oogsten uit voedselbossen is arbeidsintensief en zal veel meer arbeid vergen dan op een akker met slechts één gewas,’ zegt hij. Ten slotte betwijfelt hij of er een systeem bestaat waaruit je onuitputtelijk kunt oogsten, zonder nutriënten in de vorm van meststoffen terug te brengen in de bodem. Naar dit laatste wordt aan de WUR onderzoek gedaan. Suzy Rebisz en Thomas Westhoff, studenten in de onderzoeksgroep van Jeroen Kruit, vergeleken de bodemkwaliteit van een conventionele akker met die van Voedselbos Ketelbroek. ‘We hebben aangetoond dat het organisch stofgehalte, een maat voor bodemvruchtbaarheid, in de toplaag van de bodem in Ketelbroek is toegenomen van 3,8 procent in 2009 naar 8,8 procent in 2019,’ vertelt Rebisz.
‘In Ketelbroek is de afgelopen jaren flink geoogst,’ vult Jeroen Kruit aan. ‘Hoewel er geen mest is toegevoegd, is de bodemvruchtbaarheid gegroeid. Dat is bijzonder.’ Veel meer van dergelijk onderzoek is de komende jaren nodig om te weten wat de mogelijkheden én de beperkingen zijn van dit systeem, aldus Kruit. Om het voedselbossysteem in Nederland verder te ontwikkelen en te onderzoeken, zijn landelijke en provinciale overheden, onderzoeksinstanties, boerenbedrijven en VBNL de Green Deal Voedselbossen overeengekomen. Het huidige kabinet erkent voedselbosbouw als een volwaardige vorm van landbouw. ‘De eerste Nederlandse voedselbossen herbergen een rijke biodiversiteit en dat maakt een voedselbos tot een mooi voorbeeld van de verbinding tussen landbouw en natuur,’ aldus het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit De overheid hanteert nu een ‘gewascode’ voor oogst uit de bossen, waarmee voedselbosbouwers voortaan hun jaarlijkse opgave kunnen doen en net als andere boeren aanspraak kunnen maken op landbouwtoeslagen.
Hoe zit het nu eigenlijk met de oogst uit een voedselbos? Stel dat dit de toekomst van de landbouw is, wat ligt er dan over tien jaar op ons bord?
Wanneer ik de deur van het restaurant De Nieuwe Winkel in Nijmegen open, komt me een mengeling van bekende en onbekende geuren tegemoet. Een klein leger aan koks is druk in de weer met dampende pannen en rokende gerechten. Chef-kok Emile van der Staak, die zijn gasten dagelijks producten uit het voedselbos voorschotelt, krijgt lovende recensies vanwege de creatieve gerechten en uitzonderlijke smaken. Elke maandag is Van der Staak in Ketelbroek te vinden, waar hij samen met Wouter van Eck eetbare planten, vruchten, noten en kruiden plukt. Zo’n tien procent van de maaltijden die Emile serveert, bestaat uit oogst uit Voedselbos Ketelbroek. ‘Toen ik zes jaar geleden voor het eerst in het voedselbos kwam, vroeg ik me oprecht af wat ik daar te zoeken had,’ vertelt Van der Staak. Maar toen hij hoorde over landbouw volgens de principes van een bos, viel het kwartje al snel. ‘Sinds de opening van mijn restaurant richt ik me op gerechten waarin planten de hoofdrol spelen en dierlijke producten slechts bijzaak zijn. Het voedselbos sluit hier naadloos op aan.’
De laatste tijd ziet Van der Staak een verschuiving in zijn clientèle. ‘Eerst kwamen mensen eten vanuit idealisme, nu komen ook foodies en andere chef-koks die benieuwd zijn naar de bijzondere plantensoorten en smaken op ons menu. Die denken niet: ik ga de landbouw verbeteren. Dat dit dan ondertussen toch gebeurt, is natuurlijk mooi meegenomen.’
Met aanwijzingen van Van Eck plukt Van der Staak uit het voedselbos wat op dat moment voorhanden is. ‘Er staan zo veel soorten eetbare bomen waarvan ik nog nooit had gehoord, maar ook soorten waarvan ik niet wist dat ze in Nederland konden groeien of eetbaar waren, zoals de gewone berenklauw of de szechuanpeper,’ vertelt hij. ‘Of neem de Chinese mahonie. Toen we die aan het knotten waren, kwam daar zo’n geweldig aroma van af dat we hebben geprobeerd om van de takken een bouillon te maken. Als dat na maanden experimenteren ook lukt, dan voelt dat echt als een overwinning.’
Niet alleen restaurants, ook boerenbedrijven schakelen over op voedselbosbouw. In Erichem (Gelderland) staat het pompoenenbedrijf De Terp van de familie Robbers. Dankzij De Terp is de pompoen een veelgebruikte groente in de Nederlandse keuken geworden. Jaarlijks verwerkt het bedrijf zo’n 7,5 miljoen kilo aan pompoenen. ‘Toen mijn vader dertig jaar geleden begon met het telen van pompoenen, verklaarde iedereen hem voor gek,’ vertelt Rinke Robbers. ‘Dat zou op de onvruchtbare grond hier in de Betuwe nooit mogelijk zijn en bovendien: wie wil er nu pompoenen?’
Vader en zoon hebben inmiddels 4,5 hectare van hun akkers omgezet in voedselbos – een investering van 250.000 euro, die zich de eerste tien jaar waarschijnlijk niet zal terugverdienen. Toch maakt Robbers zich weinig zorgen. ‘We zien aan onze pompoenenhandel dat mensen steeds vaker willen weten waar hun voedsel precies vandaan komt, en wat de gevolgen zijn voor het milieu en dierenwelzijn. Het voedselbos heeft een verhaal, en voor dat verhaal zijn mensen bereid te betalen,’ zegt Robbers. Hij heeft een model berekend waarin een voedselbos zelfs een hogere opbrengst oplevert dan de pompoenen. ‘Je kunt je wel voorstellen dat ik reikhalzend uitkijk naar de eerste oogst.’
De afgelopen maanden zag ik kale akkers en voedselbossen in aanplant en proefde ik vruchten waarvan ik het bestaan niet kende. Ik sprak met de pioniers van een nieuw voedselsysteem: boeren, onderzoekers en beleidsmakers die het aandurven radicale veranderingen aan te brengen in de landbouw. Ik zag hoe een chef-kok de producten uit het voedselbos omtovert tot unieke gerechten en hoe voedselbossen langzaam maar zeker groeien, vrucht dragen en aan populariteit toenemen.
Betekent dit dat er over twintig jaar geen monoculturen meer zijn? Nee, want ook de sceptici hebben een punt: eenjarige gewassen zoals bloemkool, aardappelen en tarwe zullen waarschijnlijk altijd nodig zijn voor de efficiënte oogst van producten met belangrijke voedingsingrediënten. Maar misschien kunnen die worden afgewisseld met de producten uit gevarieerde voedselbosbouw waarbij insecten, vogels en roofdieren zorgen voor natuurlijke plaagbestrijding, de schimmels in de aarde voor een gezonde bodemvruchtbaarheid en de wortels voor het reguleren van het grondwater. En wordt het eten op ons bord aangevuld met exotische klinkende namen als gele kornoelje, Chinese mahonie, pawpaw en Japanse dwergkwee.
Dit artikel is geschreven door Marijke Ottema en verscheen in de maart 2020 editie van National Geographic Magazine.