Hemelbloemen

Ook hemelbloemen kun je plukken. 
‘Voorzichtig!’, want ook deze bloemen zijn fragiel. Het verschil is dat
hemelbloemen niet vergaan. Ze blijven altijd bij ons, maar daar zijn we ons
niet altijd van bewust. Net zoals we door een verwildert grasland heenlopen en
we de kleine klavertjes niet meer zien. Toch worden we ons soms plotseling de
schoonheid van een hemelbloem gewaar, door een kleur of een geur of een aardse
bloem. En die ontmoeting maakt ons helemaal blij. Daarna kunnen we met nieuwe
moed verder met het leven. Dan zien we opeens overal bloemen langs de kant van
de weg. En bloemen in de lucht. 

Tekst hieronder: ®Hans van Dam (nietweten.nl) Fotografie:®Jacob Kaptein

Een ongedwongen dwingeland 

Meester Tja zegt: 

Wie weet, dwingt zijn geest. 

Wie streeft, dwingt zijn hart. 

Wie eist, dwingt de ander. 

Wie doet, dwingt de wereld. 

Wie haast, dwingt zijn lichaam. 

Weet niet en je geest vindt zijn eigen weg. 

Streef niet en je hart vindt zijn eigen weg. 

Eis niet en de ander vindt zijn eigen weg. 

Doe niet en de wereld vindt zijn eigen weg. 

Haast je niet en je lichaam vindt zijn eigen weg. 

Wie zelfs geen ongedwongenheid afdwingt Heeft niets meer te doen.

Geen enkele richtlijn maakt vrij

Meester Tja zegt: 

Leer je eigen sluwheid en hebzucht kennen. Zolang wij er zijn zullen er rovers en dieven zijn. Leer je eigen praatzucht en praalzucht kennen. Zolang wij er zijn zullen er kletskousen en uitslovers zijn. Leer je eigen pretenties en dromen kennen. Zolang wij er zijn zullen er idealisten en radicalen zijn. Leer je eigen medelijden en hulpvaardigheid kennen. Zolang wij er zijn zullen er samaritanen en verlossers zijn. Stop met het achten van kennis en het minachten van onwetendheid. Hou op met het heilige onderscheiden en verenigen. Vergeet het eeuwige weten en vergeet zelfs het vergeten. Laat al je denkbeelden gaan, ook deze. Want streven naar eenvoud is ingewikkeld. Niet willen begeren is begeerte.

Uit het gedachteleven van Meester Tja 

Eerst dacht ik: alle mensen hebben over, ik alleen ben leeg.

Toen dacht ik: alle mensen zijn leeg, ik alleen heb over.

Daarna: ik alleen heb over, en toch ben ik leeg.

Toen: niets heb ik over, toch ben ik niet leeg.

En: wist ik nou maar hoe het zat.

En: toch maar liever niet.

Heel even dacht ik niets.

Ook dat was zo voorbij.

Voor en na

Meester Tja zegt:

Wat is het dat de betoverde onttovert?

Tja.

Wat is het dat de onttoverde betovert?

Tja.

Schietles voor gevorderden

Meester Tja zegt:

Een boog kan pas ontspannen als je de pijl loslaat. Je geest pas kan ontspannen als je je gedachten loslaat. Vandaar dat je geest pas echt kan ontspannen als je ook de gedachte loslaat dat je geest pas kan ontspannen als je je gedachten loslaat. Vandaar ook dat je geest pas echt kan ontspannen als je ook de gedachte loslaat dat je geest pas echt kan ontspannen als je ook de gedachte loslaat dat je geest pas kan ontspannen als je je gedachten loslaat. Maar eigenlijk kan je geest pas echt ontspannen als je ook de gedachte loslaat dat je een geest hebt die pas echt kan ontspannen als je ook de gedachte loslaat dat je een geest hebt die pas echt kan ontspannen als je ook de gedachte loslaat dat je een geest hebt die gedachten heeft die hij naar keuze vast kan houden of los kan laten. Ik wil maar zeggen: zodra je de gedachte loslaat (wat een gedachte is) dat er een jij is (wat een gedachte is) die geen gedachte is (wat een gedachte is) of dat er geen jij is (wat een gedachte is) of dat je een geest hebt (wat een gedachte is) of dat je geen geest hebt (wat een gedachte is) die ontspannen kan (wat een gedachte is) door los te laten (wat een gedachte is) of hoe dan ook (wat een gedachte is) blijft hij hangen (wat een gedachte is) of vliegt hij weg (wat een gedachte is) en blijft hij weg (wat een gedachte is) of keert hij terug (wat een gedachte is) of wat dan ook (wat een gedachte is) totdat hij is gezien (wat een gedachte is) of is herzien (wat een gedachte is) of is doorzien (wat een gedachte is) of wat dan ook (wat een gedachte is) want zo gaat dat (wat een gedachte is) of is dat ook maar een gedachte?

Alleen zuchten geeft even verlichting

Meester Tja zegt:

Betrokkenheid leidt tot bemoeizucht,

onverschilligheid tot zelfzucht.

Idealisme leidt tot veranderzucht,

eigenbelang tot behoudzucht.

Hoop leidt tot bouwzucht,

wanhoop tot vernielzucht.

Macht leidt tot heerszucht,

onmacht tot wraakzucht.

Rijkdom leidt tot praalzucht,

armoede tot hebzucht.

Alleen zuchten geeft even verlichting.

Op wijsheid staat geen maat

Meester Tja zegt:

De hele dag praten is niet onnatuurlijk.

Nu eens spreken, dan weer zwijgen is niet onnatuurlijk.

Geen stom woord zeggen – niets is onnatuurlijk.

Als de mens al geen maat weet te houden, hoeveel minder dan de natuur.

Het blijft maar waaien

of het blijft maar windstil

of de wind blijft maar opsteken en wegvallen.

Het blijft maar regenen

of het blijft maar droog of het blijft maar wisselvallig.

Het blijft maar vriezen

of het blijft maar dooien

of het blijft maar kwakkelen.

Als hemel en aarde al geen maat weten te houden, hoeveel minder dan de wijze.

Hij weet niet van ophouden omdat hij nergens aan begint.

Daarom kan niemand hem voor zijn karretje spannen.

Hij weet niet van beginnen omdat hij overal klaar mee is.

Daarom kan niemand iets met hem aanvangen.

Hij heeft niets te winnen omdat hij alles al heeft.

Daarom valt er niets aan hem te slijten.

Hij heeft niets te verliezen omdat hij alles al kwijt is.

Daarom valt er niets bij hem te halen.

Op wijsheid staat geen maat.

Soms ben ik spontaan gemaakt

Meester Tja zegt:

Soms ben ik echt echt.

Soms ben ik echt nep.

Ik ben altijd echt.

Soms ben ik oprecht oprecht. Soms ben ik oprecht onoprecht.

Ik ben altijd oprecht.

Soms ben ik spontaan gemaakt.

Soms ben ik spontaan spontaan.

Ik ben altijd spontaan.

Soms ben ik waarachtig waarachtig.

Soms ben ik waarachtig onwaarachtig.

Ik ben altijd waarachtig.

Of ik wil of niet.

Wie niet.

De wijze weet niet beter 

Meester Tja zegt: 

De wijze heeft geen idee en geen idee heeft hem. 

Hij kent de schepper niet van zijn schepping. 

Hij kent het ene niet van het vele. 

Hij kent het zelf niet van het ego. 

Hij kent de werkelijkheid niet van de illusie. 

Hij kent de tao niet van het tja. 

Hij kent de weg niet van het veld. 

Hij kent de hemel niet van de aarde. 

Hij kent het geluk niet van het ongeluk. 

Hij kent de heersers niet van hun onderdanen. 

Hij kent de meesters niet van hun leerlingen. 

Hij kent de wijzen niet van de dwazen. 

Hij kent zijn macht niet van zijn onmacht. 

Hij kent zijn geest niet van zijn lichaam. 

Hij kent zijn binnenste niet van zijn buitenste. 

Hij kent zichzelf niet en laat het gerust zien. 

Hij kent de mens niet en geeft het gewoon toe. 

Hij kent de wereld niet en heeft er vrede mee. 

De wijze weet niet, dus hij weet niet beter. 

Daarom lijkt hij soms net een wijze. 

Zelf weet hij wel beter.

Loochenaars 

Meester Tja zegt: 

Wie louter liefde zoekt loochent zijn haat 

Wie zuiver geluk zoekt loochent zijn lijden 

Wie diepe wijsheid zoekt loochent zijn dwaasheid 

Wie opperste leegte zoekt loochent zijn volheid 

Wie bestendige rust zoekt loochent zijn onrust 

Wie duurzame vrede zoekt loochent zijn strijdlust 

Wie totale onthechting zoekt loochent zijn verlangen 

Wie zuivere weteloosheid zoekt loochent zijn kennis 

Wie oneindige eeuwigheid zoekt loochent zijn vergankelijkheid 

Wie absolute acceptatie zoekt loochent zijn loochenen 

Wie het daarom in niet-zoeken zoekt loochent zijn zoeken.

Wie zoekt zal vragen vinden

Meester Tja zegt:

Wie zoekt zal vragen vinden.

Zijn vragen zullen gepaard gaan met verbazing.

Zijn verbazing zal veranderen in verwondering.

Zijn verwondering zal overgaan in verbijstering.

Zijn zoeken zal opgaan in verbijstering.

Zijn antwoorden zullen opgaan in verbijstering.

Zijn vragen zullen opgaan in verbijstering.

Zijn ideeën zullen opgaan in verbijstering.

Zijn wereld zal opgaan in verbijstering.

Hijzelf zal opgaan in verbijstering.

Zijn verbijstering zal opgaan in verbijstering.

En dan is alles weer gewoon.

Wie denkt er zo ver? 

Meester Tja zegt: 

Was de aarde er vóór de dingen? Was de hemel er vóór de aarde? Zo ja of nee, wat was er dan vóór die tienduizend twee? 

Wie denkt er zo ver met mij mee? 

Heeft de kosmos werkelijk een moeder? Heeft die moeder dan een vader? Heeft die vader soms een oorzaak? Heeft die oorzaak weer een bron? 

Wie denkt er zo ver met mij mee? 

Waar komen wij vandaan? Waar zijn wij op dit moment? Waar gaan we naartoe? Wie waren wij, wie zijn wij en zijn wij er straks geweest? 

Wie denkt er zo ver met mij mee? 

Groots is de kosmos, grootser nog de onzekerheid die hem verhult. Of is het niet de onzekerheid maar de Onzekere – mysterie zonder vlees of blaam? Nog weet ik niet zijn naam, alleen zijn bijnaam mag er wezen als zijn wezen noch zijn vorm – het Grote Tja (on)aangenaam. Geen ja, geen nee, gedachtenwee: hoe groot precies is een idee? 

Wie denkt er, o, wie denkt er zo, wie denkt er zo ver met mij mee?